De mens is een eenheid van lichaam en ziel. Bij de dood verlaat de ziel het lichaam. We spreken dan van een ‘ontzield lichaam’. De ziel kunnen we niet zien, maar ze kan worden gedacht als een noodzakelijk beginsel voor de mens, een voorwaarde voor het leven. Alle religies erkennen dat de ziel na de dood op weg gaat naar God en dat er een oordeel plaatsvindt. Het goede wordt beloond en het kwade gestraft. Wat uniek is voor het christelijk geloof is dat wij Christus als onze Verlosser eren. Hij noemt zichzelf de Deur waardoor wij het eeuwig leven binnengaan. Door zijn lijden, sterven en verrijzen is er hoop voor alle mensen. Wat wij als onvolmaakte wezens tekort komen, wil Hij aanvullen door zijn Barmhartigheid. Daarom zei Jezus dikwijls: ‘Geloof in Mij en je zult leven.‘ Zo beleven wij als christenen Allerzielen. Na de feestelijke viering van Alle Heiligen (die al in de hemel zijn), verbinden we ons met de lange rij van Alle Zielen die nog door de Deur naar binnen moeten. Door ons gebed worden ze getroost en gesterkt. Niet ‘Uit het oog, uit het hart’, maar ‘Uit het oog, in het gebed.’ We blijven verbonden.
Pastoor Schilder