We hebben de wijsheid omtrent de ijsheiligen weer kunnen ervaren. In mei kan het nog bar koud zijn en hard waaien en regenen. Een van de ijsheiligen is de H. Pancratius, een kind-martelaar. De kerk van Hoogeloon is aan Pancratius gewijd. Al in 1495 wordt melding gemaakt van een Pancratiusaltaar in die kerk. Een paus, een keizer, missionarissen en de abdij van Tongerlo hebben bijgedragen aan de Pancratiusverering in ons land en in Hoogeloon.
In iemand als Pancratius wordt zichtbaar wat het evangelie zegt. ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.’ Pancratius is met een oom verhuisd van Phrygië naar Rome. Menselijkerwijs gesproken was dit ellendig. De oom moest namelijk zorgen voor Pancratius omdat zijn ouders gestorven waren. Rome was wel een indrukwekkende stad, maar de Romeinen waren niet zo fijnzinnig als de mensen in Klein-Azië. Ik kan me voorstellen dat het een harde tijd is geweest voor Pancratius en zijn oom. Maar in geloof kunnen we zeggen dat God hier de hand in hand. Want in Rome werd Pancratius christen. Hij liet zich bewust dopen. En na zijn marteldood is het getuigenis van Pancratius verspreid over heel de wereld. Hij stierf als een graankorrel die vruchten droeg over heel de wereld.
Hoe is het mogelijk dat een jongen van 13 jaar oud zo overtuigd is dat hij de Romeinse keizer weerstaat en trouw blijft aan zijn geloof? Er zijn vele antwoorden mogelijk op deze vraag, maar vandaag zeggen we: Pancratius geloofde in de Hemel en daarom bleef hij trouw. Hij wilde liever voor altijd gelukkig zijn dan zijn hachje te redden op aarde. Geloven in de Hemel is niet hetzelfde als geloven dat er ‘iets’ is na de dood. Geloven dat er iets is na de dood is een dooddoener. Als de menselijke persoon, met verstand, wil, geheugen en zintuigen gezien wordt als een product van toeval, is dat eigenlijk zeggen: we hebben geen idee hoe zo iets moois tot stand heeft kunnen komen, maar een Schepper is er vast niet geweest. Als er geen Schepper is geweest, wat dan wel? De filosofie leert ons dat iets van een lagere orde niet iets van een hogere orde kan voortbrengen. Omgekeerd kan wel. Een mens kan een schilderij maken maar een schilderij kan geen mens maken. Dus degene die de menselijke persoon heeft voortgebracht moet zelf ook een persoon zijn. Of hoger dan een persoon. Welnu, wie dat erkent is al halverwege de erkenning van het bestaan van God. De andere helft is de liefde. Wie God liefheeft, begrijpt Hem. Geloof en liefde zijn de vleugels waarmee wij ons verheffen.
Tenslotte, is het reëel om in deze tijd nog te spreken van kerkelijke religie? Hebben de mensen niet hun eigen religiositeit? Is de viering van Hemelvaart en van St. Pancratius niet een beetje achterhaald? Broeders en zusters, mensen die zo denken mogen hun vraag stellen aan Christus zelf. Was het niet lachwekkend dat Hij aan 12 mannen, 12 broze vaten, een wereldwijde zending toevertrouwde? Er was toen nog geen kerk gebouwd. Er was nog geen bijbel uitgegeven. En toch is het zo gegaan. Als een zaadje is het geloof gegroeid. Daarvoor hebben de apostelen zich ingezet en anderen namen het over, mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, zieken en gezonden. Deze tijd gaat ook weer voorbij, maar Christus blijft. Zalig hij, zalig zij die -zoals Pancratius- de zijde kiest van Christus. Hij zal volgens het evangelie duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen en zieken de handen opleggen. Wat dat betekent, zullen we met Pinksteren overwegen.
Amen, alleluia.