De mens is een eenheid van lichaam en ziel. Bij de dood verlaat de ziel het lichaam. We spreken dan van een ‘ontzield lichaam’. De ziel kunnen we niet zien, maar ze kan worden gedacht als een noodzakelijk beginsel voor de mens, een voorwaarde voor het leven.
Alle religies erkennen dat de ziel na de dood op weg gaat naar God en dat er een oordeel plaatsvindt. Het goede wordt beloond en het kwade gestraft. Wat uniek is voor het christelijk geloof is dat wij Christus als onze Verlosser eren. Hij noemt zichzelf de Deur waardoor wij het eeuwig leven binnengaan. Door zijn lijden, sterven en verrijzen is er hoop voor alle mensen.
In het evangelie zegt Christus: ‘Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.’ Wat ons verontrust op grond van onze onvolmaaktheid, wil Hij aanvullen door zijn Barmhartigheid. Daarom zei Jezus dikwijls: ‘Geloof in Mij en je zult leven.‘
Zo beleven wij als christenen Allerzielen. Na de viering van Alle Heiligen (die al in de hemel zijn), verbinden we ons met de lange rij van Alle Zielen die nog door de Deur naar binnen moeten. Door ons gebed worden ze getroost en gesterkt. Zij zijn niet ‘uit het oog, uit het hart’, maar ‘uit het oog, in het gebed.’ We blijven met elkaar verbonden.
Iemand die ik dit jaar extra in mijn hart draag op Allerzielen is Jan Vriend, oud-pastoor van Laren en een achterneef van mijn vader. Bij zijn overlijden was ik in Frankrijk op retraite. Ik heb besloten om vanuit daar mee te leven met zijn afscheid. Misschien wel daarom voel ik dat er iets onaf is, dat ik nog wat meer moet bidden voor hem.
Het mooie van bidden is dat we werkelijk nog iets kúnnen betekenen voor onze dierbare overleden, ook al zijn ze niet meer in ons midden. Uw aanwezigheid hier in de kerk op Allerzielen, is meer dan een plichtpleging. Het is ook een teken van blijvende liefde voor uw overleden vriend of familielid.
Allerzielen is ook meer dan een kaarsje opsteken. Het is een uitwisseling tussen de levenden en de doden in de gemeenschap met Christus. Ook al is de liturgische kleur paars en ook al is de toon van de gebeden en gezangen gelaten, wij mogen innerlijk juichen – zegt Paulus – ‘door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.’ Mogen wij allen verzoening vinden, de levenden en de doden. Want ’goed is de Heer voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt.’ Amen.