U kent het verhaal van de duif die Noach uit de ark liet gaan en die met een olijftakje in de bek terugkwam. Dat was een teken van nieuw leven op aarde na de zondvloed. We zouden kunnen zeggen dat de duif die op Christus neerdaalde na zijn doop ook een nieuw begin was. Door het kwaad in de wereld was de H. Geest als het ware verdreven. Jezus, die 30 jaar lang in stilte en gehoorzaamheid had doorgebracht ter voorbereiding op zijn openbare zending, bood weer een veilige plek voor de duif om te landen. Niet dat de H. Geest al die tijd weg was geweest – Hij heeft immers gesproken door de profeten – maar nu kon Hij eindelijk rusten. Niet even, maar voortdurend.
Rust is een belangrijk iets in ons geloof. We kennen allemaal wel momenten van begeestering. Dan is het niet moeilijk om te geloven of om te bidden, maar als het enthousiasme afneemt, dan komt het er op aan. Gelukkig hij, gelukkig zij, die volhardt in het gebed. Daaraan is de belofte verbonden van innerlijke rust. En van kracht.
Christus is bij dit alles ons voorbeeld. Niemand had verwacht dat Hij de Messias zou zijn. Men kende Hem eenvoudigweg niet. Alle ogen waren op Johannes de Doper gericht. En dan, op een gewone dag in een gewone week, komt de Heiland. Hij sluit zich aan in de rij van zondaars en daalt af in het water. Johannes sputtert nog tegen: ‘Ik moet door U gedoopt worden en Gij komt tot mij?’ Maar zo moest het geschieden. Gods Zoon heeft genoeg rust en kracht om de weg van alle mensen te gaan.
Er is een stroming geweest in het christendom die leerden dat Jezus pas Gods Zoon geworden is ná zijn Doopsel. Alsof Hij toen aangenomen/geadopteerd werd. Dat noemen we adoptianisme. Zo probeerde men om het goddelijke als het ware af te schermen van het menselijke. Dit is afgewezen door de Kerk, die leert dat Jezus vanaf zijn ontvangenis volkomen menselijk is geweest, met behoud van zijn goddelijk Zoonschap.
De Heer is zo dichtbij gekomen, dat de mens die dit beseft zich ongemakkelijk voelt. Johannes de Doper bijvoorbeeld, maar ook Petrus: ‘Heer, ga van mij weg want ik ben een zondig mens.’ In de moderne tijd is geprobeerd om deze spanning op te lossen door helemaal niet meer over de zonde te praten. Maar ook dat is een schijnoplossing. Wie een beetje zelfkennis heeft, erkent zijn zondigheid. De Blijde Boodschap is juist dat God mij wil ontmoeten als arme zondaar en mij beter wil maken. En dat doet Hij, telkens weer. Daarvoor openstaan, geeft rust en kracht. Dank U, Heer, voor uw grote liefde en trouw. Mogen die ook steeds meer zichtbaar worden in mijn leven. Amen.
Voorbede:
Voor de herders van de Kerk, dat zij velen mogen leiden tot het bad van de wedergeboorte in het H. Doopsel. Laat ons bidden.
Voor de wereldlijke leiders, dat zij door Gods Geest verlicht en geleid worden om goed te kunnen besturen. Laat ons bidden.
Voor hen die angstig en onrustig door het leven gaan, dat zij bij Christus de rust en de kracht vinden die God allen wil geven. Laat ons bidden.
Voor de scholen in onze parochie, dat zij de kinderen vertrouwd maken met de Blijde Boodschap in een wereld vol droefheid. Laat ons bidden.
Voor de intenties van onze gemeenschap, voor de dopelingen en onze dierbare overledenen, dat God zijn welbehagen in hen mag stellen. Laat ons bidden.