Wie durft te zeggen dat ieder die voor hem kwam een dief en een rover was? En te suggereren dat ieder die na hem komt dat ook is? Laten we eerlijk zijn: geen mens kan dat zeggen.
En als iemand het wel zegt, is hij ongeneeslijk hoogmoedig of niet goed bij zijn verstand. Toch zegt Christus het, in alle duidelijkheid: ‘Ik ben de deur; wie langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover.’ Maar Christus was wel goed bij zijn verstand en Hij was nederig, niet hoogmoedig. Hij kon deze woorden alleen zeggen omdat Hij van God kwam; omdat Hij God wás. En dan wordt het ineens begrijpelijker: Wie tot het goddelijke wil komen buiten God om, die zit totaal op het verkeerde pad. Hij maakt de vergissing van Lucifer, die aan God gelijk wilde zijn.
We kunnen ons binnen de logica van het evangelie nog steeds afvragen: Hoe zit het dan met profeten als Mozes of Elia of koning David? Waren zij ook rovers? En hoe zit het met de andere godsdiensten? Zijn die allemaal slecht en te beschouwen als dieven?
Wat Mozes en andere belangrijke figuren uit het Oude Verbond betreft, zij waren voorlopers van Christus en in die zin al medewerkers van Christus. Niet voor niets verscheen Mozes op de berg toen Christus verheerlijkt werd. Dus waren zij geen dieven en rovers. En wat de andere godsdiensten betreft, leert de kerk dat in de grote godsdiensten en stromingen sporen van waarheid aanwezig zijn. Die vragen om zuivering en aanvulling door Christus. Het zal niet de eerste keer zijn dat mensen Christus op latere leeftijd ontdekken en zich laten dopen. Het goede van hun oude geloof nemen zij mee en het onvolmaakte laten zij achter.
Zobezien kunnen wij met de verdraagzaamheid en het geduld van Christus andersdenkenden tegemoet treden. Maar uiteindelijk zijn allen geroepen om deel uit te maken van de kudde van de Heer. Geroepen, niet gedwongen. Bij het bijbeluurtje merkte iemand nog op dat zij geen kuddedier wilde zijn. Gelukkig wil de Heer dat ook niet. Wat belooft Hij? Geen comfortabele identiteit als deel van een kudde, maar ‘Leven, leven in overvloed.’ En kenmerkend voor het leven is dat het zich deelt. Onze zaligheid is geen individueel gevoel van extase maar de levende verbondenheid met onze broeders en zusters, ja met engelen en heiligen en ten diepste – via de Goede Herder – met God zelf. Moge de goede God jonge mensen roepen om zijn getuigen te zijn. Dat gaan we vragen in de voorbede op deze Roepingenzondag. Amen, alleluia.
Voorbeden
Voor de herders van de kerk, dat zij niet hun eigen woorden spreken maar de woorden van de Heer die leven geeft. laat ons bidden.
Voor de leiders van de volken, dat zij inspiratie ontvangen om op te bouwen en vrees koesteren om af te breken. laat ons bidden.
Voor de arme burgers in Soedan die lijden onder oorlog en gebrek, dat er spoedig een oplossing mag komen. Laat ons bidden.
Om roepingen tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven, dat velen de stem van de Goede Herder laten klinken. laat ons bidden.
Om zegen over de meimaand, dat wij door Maria gesterkt worden in onze persoonlijke roeping en nooit de moed verliezen. laat ons bidden.