De mensen van Kafarnaüm waren verbáásd over de wijze waarop Jezus sprak; ‘met gezag’. Dat is mooi. Ze hadden al veel vrome woorden gehoord, maar dit was anders. Hier sprak iemand die wist waarover hij het had. U kent het wel, als u twijfelt aan het advies van een loodgieter, of een verzekeraar of een tuinman. De vakmannen onder hen spreken met gezag. Zij weten waar ze het over hebben. Charlatans gebruiken wel veel woorden, maar ze overtuigen niet. Welnu, Jezus overtuigde.
Wie níet tegen het gezag van Christus kon, was een onreine geest. Die wist wie Christus was: ‘Gij zijt de Heilige Gods’. Maar Jezus had niet de bedoeling om het op dat moment te openbaren. In het Marcusevangelie staat precies in het midden – in hoofdstuk 8 – dat Jezus de Heilige Gods is, de Christus. Het is Petrus die dat zegt. Maar ook dan verbiedt Jezus de apostelen om er met anderen over te praten. Pas op het einde van het Marcusevangelie wordt het ten volle geopenbaard. Als Pontius Pilatus vraagt: ‘Zijt Gij de koning der joden?’ Dan antwoordt Christus: ‘Gij zegt het.’ En even later, als Hij de geest heeft gegeven op het kruis, zegt de Romeinse honderdman: ‘Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.’ Dan pas, in de context van het lijden, kan veilig klinken wie Jezus was: geen aardse messias of politieke bevrijder maar de Verlosser die zijn leven gaf.
Het is de paradox van het geloof: pas als Jezus er niet meer is, ontdekken we ten volle wie Hij is. Hij verbergt zijn grootheid blijkbaar graag. Dat is het tegenovergestelde van de hogepriesters en Schriftgeleerden. Die traden op de voorgrond en dwongen gehoorzaamheid af. Christus was de bescheidenheid zelve, ofschoon Hij allen in heerlijkheid overtrof. Hij wilde wel gehoorzaamd worden, maar dan van binnenuit, vanuit het hart. Jezus wil dat mensen rein worden.
Wie de geboden onderhoudt maar geen liefde heeft, is nog niet rein. Wie zegt dat hij liefheeft maar de geboden laat liggen, is nog niet rein. Rein is de man, rein is de vrouw die zich op beide toelegt. Zo ontstaat innerlijke reinheid. Dat is een doorgaand proces. Het begint in het Doopsel, het wordt hersteld in de Biecht en voltooid in de Eucharistie en in het dagelijks leven. We zijn misschien al te zeer aan gewend geraakt aan deze gedachte. Of we geloven het niet meer zo. Hopelijk kan het ons toch nog een keer verbazen, zoals de mensen in Kafarnaüm. Ons verbazen over de kracht en de goedheid van Onze Lieve Heer. Dan gebeurt opnieuw wat in het evangelie staat. Dan verspreiden wij zijn faam naar alle kanten, over heel de streek. Amen.
Voorbeden:
Voor de herders van de Kerk, dat zij met liefde en geloof de werken van Christus verrichten. Laat ons bidden.
Voor de aardse gezagsdragers, dat zij zien wat nodig is voor rechtvaardigheid en vrede en er ook de kracht voor ontvangen. Laat ons bidden.
Voor hen die geestelijk of lichamelijk lijden, om troost en verlichting in de Naam van Jezus, die mensen wil oprichten. Laat ons bidden.
Voor de kinderen in de parochie die begonnen zijn met hun voorbereiding op de Eerste Communie, dat zij ons aansteken met hun liefde voor Jezus. Laat ons bidden.
Uit dankbaarheid voor de bijdragen die gegeven zijn bij de Actie Kerkbalans, dat de Heer alle gevers overvloedig moge zegenen. Laat ons bidden.
Voor de dopelingen en onze dierbare overledenen, dat zij de Heer met vreugde mogen bezingen. Laat ons bidden.