In een goed offer zit zegen. Een goed offer brengt vruchten voort. Het offer is typisch iets wat ons verstand te boven gaat en wat alleen lukt als ons hart op het het goede gericht is.
Er zijn in de bijbel ook voorbeelden van slechte offers: het offer van Kaïn, die jaloers was op zijn broer Abel. De kinderoffers die de heidense volken aan hun afgoden brachten. De offers van de rijken die de arme vernederen, zoals de profeet Amos aan de kaak stelde.
Het offer van Abraham springt er een beetje uit in het Oude Testament. Was het goed of slecht? Welke vader offert nou zijn eigen zoon, waarop hij ook nog eens lang heeft moeten wachten? De sleutel om het te begrijpen is het woord ‘beproeving’. God beproefde Abraham. Het was Hem niet om een mensenoffer te doen maar om geloof.
Het valt op dat Abraham niet probeerde af te dingen, zoals hij voor zijn neef Lot had gedaan. Toen wilde God Sodom en Gomorra wegvagen, maar Abraham wierp tegen: ‘En als er nou 40 rechtvaardigen wonen? Of 30? Of 20? Of 10?’ En God ging mee in dat afdingen. In het geval van Isaäk had Abraham ook kunnen afdingen. Bijvoorbeeld: ‘Neem een been’, en daarna ‘ neem een teen’ en tenslotte ‘neem een nagel’. Zo zou Isaäk zelf gespaard blijven. Waarom deed Abraham dit niet? Hield hij niet van Isaäk? Jawel, het staat er expliciet: ‘uw enige zoon die gij liefhebt.’
Paulus geeft het antwoord: Abraham had zo’n groot geloof dat hij erop vertrouwde dat God zijn zoon uit de dood kon opwekken. Met andere woorden: hij geloofde dat Isaäk bij God in goede handen was. Daarom is zijn bereidheid om te gehoorzamen géén waanzin geweest en ook geen wreedheid. We noemen Abraham niet voor niets ‘de vader van het geloof.’
En nu onze offers. Er worden me wat offers gebracht: voor de eer, voor meer geld, voor wat amusement. Abraham leert ons dat we God ook iets kunnen geven; dat we Hem iets móeten geven. In een abstract godsbeeld kan de mens niets voor God betekenen. Helemaal niets. In een persoonlijke relatie met God wel. Wat wij Hem aanbieden telt mee. Hij is er blij mee. Het is een dynamiek van geven en ontvangen. Bij de offertjes die we brengen in de veertigdagen-tijd, mogen we dat ook uitspreken: ‘Jezus, ik doe wat moeite voor jou. Wil je het zegenen, voor de Vader in de hemel en voor de mensen?’ Dat is niet oneerbiedig, dat is vertrouwelijk. En hoe meer vertrouwen we ontwikkelen, des te meer genade er vrijkomt. Heer, geef ons het vertrouwen van Abraham.
Voorbeden:
Voor de herders van de Kerk, dat hun geloof vruchtbaar mag zijn, zoals het geloof van Abraham. Laat ons bidden.
Voor de wereldse leiders, dat hun passie voor het welzijn van de mensen groter mag zijn dan nationale trots. Laat ons bidden.
Om zegen over de Alphacursus en voor onze communicanten, dat zij met hun ouders de vreugde van het geloof mogen ervaren. Laat ons bidden.
Voor hen die teleurgesteld zijn omdat zij de verkeerde offers hebben gebracht, dat zij Christus leren kennen als Vriend en Verlosser. Laat ons bidden.
Voor hen die opgeofferd zijn voor aardse belangen of plezier, dat zij vertroosting vinden in de schoot van Abraham. Laat ons bidden.
Voor de dopelingen en voor onze dierbare overledenen, dat zij mogen delen in de verheerlijking van Christus. Laat ons bidden.